Huisarts en verpleegkundige: gedeelde last, gedeelde winst
Het tekort aan huisartsen zet zware druk op de eerste lijn. Maar het biedt ook kansen voor verpleegkundigen in groepspraktijken om deze druk mee te verlichten en samen met huisartsen een goed geoliede tandem te vormen die de eerstelijnszorg versterkt.
In binnen- en buitenland wordt gezocht naar innovatieve manieren om de druk op de eerste lijn om te buigen in een kans. Ook in wijkgezondheidscentrum Nieuw-Gent, waar Leen Roobaert, tevens lector aan HoGent, zorgcoördinator is. Ze kijkt daarbij naar verpleegkundigen zoals zij. “Daar is veel onderbelicht potentieel. Wij kunnen, zij aan zij met huisartsen, centraal staan in de eerstelijnszorg.”
Verpleegkunde in de eerste lijn, dat gaat in België vooral over thuisverpleegkundigen. “Maar verpleegkundigen kunnen ook in groepspraktijken een deel van de taken van de huisarts overnemen”, zegt Roobaert. “Dit wordt nog te weinig erkend. Er is hier geen gerichte opleiding, geen profiel, geen taakomschrijving.” Een toekomstbestendige eerste lijn moet dit hiaat dringend opvullen.
Als zorgcoördinator in wijkgezondheidscentrum Nieuw-Gent, waar ze instaat voor de kwaliteit van de zorg en interdisciplinair samenwerken, onderzocht Roobaert hoe verpleegkundigen de huisartsen in het centrum kunnen ontlasten. Verpleegkundigen hadden al praktisch en technisch werk overgenomen, zoals wondzorg en bloedafnames. “Maar zorg die verder ging, zoals de opvolging van patiënten door verpleegkundigen, had nog niet echt vorm gekregen.”
Vertrouwensband verleggen
Haar proefveld werd de opvolging van chronisch zieke patiënten. “Arm maakt ziek en in een kwetsbare wijk als de onze is die opvolging een groot deel van het werk.” Naast enthousiasme voelde Roobaert bij een eerste bevraging ook weerstand in het team. “Huisartsen vreesden dat de opvolging van patiënten door verpleegkundigen hun eigen kerntaak zou verarmen, het raakte aan hun identiteit als zorgverlener. De vertrouwensrelatie met de huisarts is essentieel. Zou de patiënt dat vertrouwen wel verleggen naar de verpleegkundige? Die overdracht is belangrijk, dat blijkt ook uit de literatuur.” Maar ook verpleegkundigen, diëtisten en kinesisten wisten niet goed weg met deze nieuwe rol en taakinvulling.
Het vertrouwen groeide gaandeweg, al is Roobaert, na tien jaar, natuurlijk ook een vertrouwd gezicht in het wijkgezondheidscentrum. De betrokken artsen hadden ook geen verarming van hun kerntaak ervaren. “Ik overleg geregeld met de huisarts, zeker als er een acuut of een onverwacht probleem is. Die blijft daardoor betrokken bij de patiënt. Er zijn daarnaast patiënten die omwille van de fase van de ziekte sowieso in de handen van de huisarts blijven.” Alle betrokken partijen vonden de intensievere samenwerking tussen huisarts en verpleegkundige, het “zorg delen”, een meerwaarde.
Verpleegkundigen moeten durven te zeggen en tonen: hier ben ik goed in, ik zal dit wel doen.
— Leen Roobaert, Zorgcoördinator Wijkgezondheidscentrum Nieuw-GentProfielen en rollen uitklaren
De ervaring met deze manier van werken bleek zo positief te zijn dat ze voor alle patiënten met bepaalde chronische aandoeningen (cardiovasculair risico en diabetes) werd doorgevoerd in het wijkgezondheidscentrum. Roobaert vormt hiervoor een team met een collega-verpleegkundige. Ze nam ook de opleiding van de verpleegkundigen voor haar rekening. “De eerste lijn moet nog meer een plek krijgen in de opleiding van verpleegkundigen, maar ook in de groepspraktijken zelf moeten we zorgen voor opleiding.”
Roobaert diende ook een project in bij het Fonds Dr. Daniël De Coninck om de rol van de verpleegkundigen uit te diepen en inspiratie op te doen in binnen- en buitenland. “Ik probeer via dit onderzoek structuur te brengen in de taken en rollen voor verpleegkundigen in de eerste lijn. Welke ‘soort’ verpleegkundigen hebben daar een plek? Welk profiel, welke competenties en opleiding zijn nodig voor welke rol en taak? Wat is er nodig om een project te trekken, protocollen uit te werken, processen voor te bereiden, uit te voeren, te evalueren en te verduurzamen?”
Assertiever zijn
Het is in elk geval belangrijk dat huisarts en verpleegkundige zo nauw mogelijk samenwerken, dat ze van elkaar weten waar ze goed in zijn, welke vaardigheden en kennis elkeen in huis heeft, gaat Roobaert verder. “Als zorgcoördinator stel ik nog dagelijks verwonderd vast hoe weinig we van elkaar weten. Huisartsen zijn generalisten. Ze zien hun taak heel ruim. En verpleegkundigen zijn soms te weinig assertief, ze moeten durven te zeggen en tonen: hier ben ik goed in, ik zal dit wel doen.”
Naast de opvolging van chronische patiënten ziet Roobaert ook een rol weggelegd voor verpleegkundigen bij preventie en gezondheidspromotie en bij de triage van acute zorgvragen. “Ik heb in elk geval ondervonden dat de drempels die vaak worden opgeworpen – dat het wettelijk lastig is, dat de huisartsen niet willen – te overwinnen zijn.”
Inspiratie halen
Inspiratie over zorgcomplementariteit en de rol van verpleegkundigen deed Roobaert op in de rest van Vlaanderen, aan de overkant van de taalgrens en in het buitenland. Zo woonde ze een symposium over de samenwerking tussen verpleegkundigen en huisarts in Wallonië bij. Ze bezocht andere groepspraktijken die aan het experimenteren zijn. “Maar bijvoorbeeld ook de verpleegkundigen van Fedasil, die ook een eerstelijnsfunctie vervullen. Zij werken niet dag in en dag uit aan de zijde van een huisarts. Hoe ver gaat hun autonomie? Ik heb ook wijkgezondheidscentra bezocht die tijdens de covidcrisis geëxperimenteerd hebben met telefonische consulten door een verpleegkundige.”
In Nederland leerde ze via een congres voor praktijkondersteuners meer over de rol van verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg van de eerste lijn. Die wil ze ook verder onderzoeken. “Wat hoort bij de taken van de eerste lijn, en wat kunnen verpleegkundigen doen? Hoe ligt de verhouding met de eerstelijnspsycholoog bijvoorbeeld, of met de maatschappelijk werker?”
Overeind blijven
Niet dat ze die praktijkvoorbeelden wil imiteren. “We moeten niet kopiëren. We moeten ingrediënten verzamelen en daar dan in Vlaanderen onze eigen maaltijd mee koken.” Een heleboel ingrediënten hoopt ze mee te pikken uit Canada, tijdens een werkbezoek in mei dat het Fonds financiert.
“Twintig jaar geleden al heeft de Canadese overheid beslist om het over een andere boeg te gooien om het huisartsentekort aan te pakken. Ze zijn begonnen met verpleegkundigen beter op te leiden en naast de huisartsen te positioneren. Op al die domeinen die ik van dichtbij wil onderzoeken hebben zij heel wat praktijken uitgewerkt.”
Roobaert gaat in Canada bestuderen hoe die samenwerking tussen al die verschillende disciplines verloopt in een groepspraktijk, “omdat dit dicht aanleunt bij het model dat wij in het wijkgezondheidscentrum toepassen. Onze eerste lijn zal meer in die richting moeten navigeren als we overeind willen blijven.”
In afwachting zit ze hier niet stil. Ze werkt aan een handleiding zodat andere wijkgezondheidscentra het warme water niet hoeven uit te vinden. Met de vereniging van wijkgezondheidscentra organiseerde ze een themadialoog over zorgcomplementariteit voor artsen en verpleegkundigen en ze werkte mee aan de “Dag van de VWGC”, waar good practices werden voorgesteld. Dit voorjaar brengt ze verschillende eerstelijnsdiensten die werken aan een visie op de rol van de verpleegkundige in de eerste lijn samen om te brainstormen over een gemeenschappelijke visie.
“Deze evolutie is zo hard nodig, maar ik zie het nog te weinig in de praktijk. Ze moet ondersteund worden door de overheid, door het onderwijs, door alle structuren die dat mee van de grond moeten krijgen. We moeten zij aan zij verantwoordelijkheid nemen voor de toegankelijke en kwaliteitsvolle zorg in de eerstelijn, tot aan het gaatje.”
Contact: Leen Roobaert